Opgroeien in de Glaciswijk 3 – Koken, Stoken en het Gezag in de wijk
4 min read
door Leo Blok
De Glaciswijk van mijn jeugd tot mijn trouwdatum kun je niet vergelijken met nu, wij kookten weliswaar op gas, maar wel op flessen Butagas.Het was lang voor Voorne Gas, en die flessen waarschuwden niet maar waren op de meest ongelegen momenten leeg en dan konden we naar de Jan Blankenstraat waar postbode Piet Kievit een gasflessenepot hield- later meer over de Jan Blankenstraat in aflevering 5: ‘De Lange Jan Blankenstraat’

Stoken
Om een huis in de winter warm te houden, moet je stoken. In de schuur had de huizenbouwer voorzien in een apart kolenhok, waarin de zakken kolen konden worden l;eeg gestort en onderin was een gat waar je met een kolenschep de kolenkit kon vullen. Als we arm waren (vaak) kochten we eierkolen van geperst kolenstof en in de rijkere dagen (soms) antraciet, wat heter werd, en langer brandde. Het was altijd een heel ritueel als mijn vader op een dag in de herfst voor het eerst de kachel aanstak. Met houtjes, lucifers en oude kranten werden de eerste vlammen opgewekt. Elke ochtend werd de asla geleegd en nieuwe kolen bijgevuld. Ik moet daarbij zeggen dat totdat de kachel brandde, we zelden in de voorkamer zaten. Die was voor de visite, wij leefden in de woonkeuken waar we ook aten. Dat veranderde pas toen we TV kregen en die in de voorkamer kwam te staan. Alleen nederland 1 en 2 was de vrij beperkte keuze. Wij hadden wel één van de eerste REM antennes die nog weleens wilde ruisen – Op loopafstand in de President Paterstraat, woonde Ben Zwart met zijn vrouw en twee dochters. Die hadden een enorme antennemast waarmee ze zelfs Belgie konden ontvangen en Bonanza kijken..
In de olie
Maar de Glaciswijk en zeker het Pieter Postplein werd meegevoerd in de vaart der volkeren, want als nieuwe brandstof kwam olie in beeld. Mijn vader en moeder kochten een oliekachel die gevuld werd vanuit een vat aan de zijkant van het huis. Ik denk dat we die – zoals zoveel mensen die meer luxe wilden – op afbetaling deden. De oliekachel had een markwaardige merknaam; ‘Coleman’ hij was groot, zelfs imposant en hij verwarmde prima. Wie het olievat vulde weet ik niet meer, ,misschien Jaap van Meggelen. De moderne warmte en de nieuwe brandstof gaf ons een trots gevoel, alsof we een treetje hoger waren geklommen op de maatschappelijke ladder

Gezag en orde
De Glaciswijk had de meeste agenten van alle Hellevoetse wijken – Afschrikwekkend voorbeeldwas de motoragent Verzijl die een leuke – roodharige – dochter had (Ria), en die had weer een vriendin die een dochter (Joke) was van motoragent Koning van het Pieter Postplein Op het Pieter Postplein woonde verder nog wachtcommandant van Houwelingen (een aardige begrijpende man) De beide motoragenten (motor met zijspan) toonden vaak minder begrip. Zo had één van de twee de gewoonte om op de wallen te posten. Daar mocht je niet fietsen. Of je nou laat was voor school. of laat voor je werk bij Gebu, Handschoenenfabriek of de meubelfabriek, er werden ongenadig bekeuringen uitgedeeld, die soms zwaar drukten op de veelal krappe gezinsbudgetten in de Glaciswijk. Een verhaal apart was het hoofd van de politie: inderdaad Jonkheer T.H.A.J. van Eysinga. Als je geen lidmaatschap van een voetbalverenigingkon betalen, waren er weinig plekken waar je kon voetballen, Een van die plekken was het grasveld tussen de Ravelijnstraat en de Kanaalweg West. Twee jassen neerleggen en je had een doel. Een motoragent zag en hoorde je tijdig aankomen, maar een man op de fiets niet. Tot hij zich voorstelde en zei ‘jullie weten toch dat ik het hoofd van de politie ben?’ en vervolgens onze bal afpakte. Maar er was een plek waar we minder gevaar liepen op balverlies.Tussen het Pieter Postplein en de President Paterstraat stond een rij garageboxen, waarvan er één in gebruik was van de woningbouwvereniging Volkshuisvesting waar meneer Chrispijn (ook vanhet Pieter Postplein kantoor hield en waar je om een woning kon vragen of andere zaken die woningen betroffen. Die garageboxen hadden dubbele deuren die uitstekend konden dienen als doel. Telkens als je doel trof gaf dat een harde knal tegen die deuren. Ik kan me achteraf goed voorstellen dat de bewoners van het blok huizen aan de President Paterstraat daar gillend gek van werden als ze rustig met een kopje thee in de tuin zaten. Toen vond ik vooral zeurpieten die ons plezier vergalden. In dat blok woonde ook de tragisch omgekomen accordeonleraar van Kwawegen een aardige en geduldige man. Wij hadden in elk geval veel respect (waren bang voor) Verzijl. Johan de Doelder werd nogal eens opgebracht en Joop Radings vluchte naar binnen als hij Verzijl aan zag komen. We komen vast nog weleens terug op de motoragenten en het gezag in de wijk, maar dat wordt dan deel 6 of zo. Volgende week eerst deel 4: ‘Raden naar de Radings’